‘In welke film zit jij?’
‘Film?’ vraag ik, terwijl ik je grote roze bril recht op je neus zet. ‘Ik zit slechts in een scène. Maar het is inderdaad wel net een film in een scène.’
De volgende ochtend peuter ik aan mijn nagels. We zitten weer in de auto en die staat op de parkeerplaats. Hier draait geen film. Straks komt de hoofdrolspeelster en we moeten de auto nog verplaatsen. Je wilt je arm om me heen slaan, maar iets weerhoudt je. We drinken limonade. En eten veel lasagne. En wensen elkaar vast ‘slaap lekker’ ook al is het nog niet eens vier uur ’s middags…
‘Totdat we dood zijn hebben we alle tijd van de wereld.’
We lopen door het park. We zien in een grot een stalactiet. We varen naar de maan. We lopen door het park. Er is niks veranderd. Of toch? Als we schelpen tegen onze oren houden, horen we de zee. De hertjes huppelen naar ons toe. Er is ook een vosje. Dat lijkt ons met veel mededogen aan te kijken als het onze blik vangt. De hertjes grazen rustig verder. Hertjes, hartjes en grote hongerige ogen. We bespieden elkaar door een grote roze bril. Op de mat ligt een flyer van Buitenseksvereniging De bosjes.
‘De overheid en de grote bedrijven bespieden ons ook…’
Big Brother. Totdat we dood zijn hebben we alle tijd van de wereld. Ik denk dat je daarmee bedoelt dat tijd alleen een menselijk perspectief kent. Dus alleen wij ervaren tijd, andere dingen op aarde niet?
Je loopt vast de trap op naar eenhoog en zwaait. Boven aangekomen loop je waarschijnlijk naar het meisje met het geldkistje van de productie en daarna naar de koffie. Al bellend vertel je me stapsgewijs hoe ik de auto moet verplaatsen. Met veel moeite volg ik je instructies op. Ik pruttel wat tegen want ik hou niet zo van instructies. De handrem gaat stroef. Langzaam druk ik het pedaal in en draai aan het stuur.
Het lukt, de auto verplaatst zich. Voor het raam steek je je duim omhoog en ik zwaai terug.