Maks klimt als eerste in het bootje. Daarna ik en daarna Wus. Op het bootje zit een jongen van onze leeftijd als Cupido, met een houten pijl en boog. Wus geeft hem plechtig het muntje dat we daarstraks op de dijk vonden. Cupido lacht.
‘Waar heb ik dat aan te danken?’ vraagt hij.
‘Daar kom je nog wel achter,’ zegt Wus.
Langzaam varen we het IJsselmeer op. Het is niet echt varen, eerder dobberen, het waait niet erg hard vandaag. Geen Turner-zee, maar wel gelaagdheid. Ik zie donker zwart-blauw en grijs-groen, algen. Je kunt het water ook ruiken. Af en toe gaat de motor aan. Mandy staat aan het roer. Zo stralend als vandaag heb ik haar nog nooit gezien. Haar grote tanden blinken in het zonlicht en haar jurkje fladdert fleurig in het briesje. Ik kijk naar Wus. Op z’n tanden zit rood speeksel van de lolly die hij net heeft gegeten. Mijn hoofd is zo rood als dat van een kreeft. Meestal doe ik factor 50 op.
‘Zeg roodkopje,’ zegt Wus, ‘zeg eens wat. Je zegt zo weinig.’
‘Wat moet ik zeggen dan?’ vraag ik.
‘Geen idee. Iets amorfs misschien? Iets vormloos? Meestal praat je zoals David Lynch filmt. Nogal staccato en van de hak op de tak. Meestal praat je ogenschijnlijk betekenisloos.’
‘Mijn hoofd is nogal leeg,’ zeg ik. ‘Daarom zeg ik niks. En anders denk en spreek ik snel. Ik droom ook snel, soms slaap ik maar vier uur,’ zeg ik.
‘Dat is niet zo gezond,’ zegt Mandy.
‘Ik leg het net uit,’ zeg ik.
Cupido richt zijn pijl en boog op mijn voeten. Ik giechel.
‘Dat zou je wel willen he?’ roep ik boven het geluid van de motor uit.
Cupido kijkt mij indringend aan. Zijn ogen zijn als blauw-groene meren die niet kunnen jokken.
Ik teken denkbeeldige hartjes boven zijn hoofd. En boven mijn eigen hoofd een leeg gedachtewolkje.
‘Waar willen jullie heen?’ vraagt Mandy. ‘Zeg het me en ik breng je er naartoe.’
‘Naar de overkant,’ roep ik.
‘Naar Marken?’ vraagt Wus.
‘Als dat de overkant is, zeg ik ja,’ roep ik.
Mandy trekt hard aan het touwtje van de motor en ik val bijna in het water, want ik zit op de rand (de rest niet). Snel gooi ik, om mijn val te breken, mijn bovenlichaam naar achteren.