Vieze Phil | 12 | Geef mij nu je angst

De volgende ochtend lig ik op mijn rug in een weiland. Wus ligt naast mij. Boven mij kleine wolkjes, het zijn net lammetjes zonder poten. Molshopen, boterbloemen en halve koeien omringen ons.

Voet voor voet loop ik even later als een mannequin in de berm van deze smalle weg. Mijn armen bungelen losjes om mij heen. Wus loopt voor mij als een eend met zwemvliezen. Hij gooit zijn ene voet schuin naar voren en vervolgens de andere voet. Hij heeft mooie voeten. Rond en boogvormig. Nu draagt hij voor de verandering blauwe gympen in plaats van rode. Ik heb bijna geen voeten want ik heb maat 36. Het park lijkt miljarden lichtjaren bij ons vandaan.

Maar goed, waar zijn we?

O ja, we lopen tussen de weilanden. Aangezien Wus niks zegt zeg ik ook maar niks. We lopen en lopen zonder iets te zeggen.

Na een tijdje komen we bij een dijk. We klimmen er bovenop en kijken uit over het IJsselmeer. Het water klotst tegen de stenen. Over die dijk lopen we verder.

Wus vindt geld tussen de keutels. Vijftig eurocent.

‘Vies,’ zeg ik.

‘Welnee,’ zegt hij.

Hij veegt het muntstukje af aan zijn broek en legt het op zijn tong.

‘Iew,’ zeg ik.

Eindelijk, voorbij de bocht, zie ik in de verte op het water een zeilboot. En op het strandje zit een jongen in een zwembroek. Als we dichterbij komen zie ik dat het Maks is.

‘Wat doe jij nou hier?’ vraag ik.

Ik ga naast hem zitten en kijk naar zijn boek. Daartussen ligt een nieuw briefje met vierkanten.

‘Gewoon,’ zegt hij.

‘Het lijkt wel een plattegrond,’ zeg ik.

Wus bekijkt het briefje van onder tot boven en van voren naar achteren.

‘Verrek,’ zegt hij.

‘Waar gaan jullie heen?’ vraagt Maks.

‘Naar het feest,’ zeg ik.

Wus kijkt mij onsamenhangend aan.

‘Grapje,’ zeg ik snel.

Hij fronst en gaat dan zitten.

Maks zet zijn transistorradiootje aan. Geef mij nu je angst, hoor ik. Hij neuriet zachtjes mee. Als het afgelopen is zegt hij: ‘Mooi he? Dat is een van mijn betere teksten.’

‘Heb jij het geschreven?’ vraag ik.

‘Ja,’ liegt hij.

‘Sjees,’ zeg ik.

‘Zeg dat,’ zegt Wus.

‘Waar is Mandy eigenlijk?’ vraag ik.

‘Geen idee,’ zegt Maks.

‘Waarschijnlijk in een karaokebar ofzo,’ zegt Wus.

De zeilboot komt dichterbij.

‘Ajoo!’ hoor ik.

Ik pak mijn telefoon, maak een foto en zoom in. Ik zie een rode jurk.

‘Mandy?’ zeg ik.

‘Ajoo!’